Verslag
'Meer inwendig gelukkig dan vermogend en beschaafd’. Dat zou een citaat over de mensen in Drenthe kunnen zijn uit een van de vele brieven die Vincent van Gogh aan zijn broer Theo schreef. Godelieve van der Heijden, kunsthistoricus uit Eext, zei het woensdag 11 november echter voor een volle zaal in Stenden Hogeschool in haar inleiding voor het Kenniscafé over Kunst in Drenthe (heden, verleden en toekomst van de Drentse Kunst). Ze gaf een beeld van hoe de kunstschilders die vanaf de 19e eeuw naar Drenthe kwamen over de Drentse bevolking dachten. De schilders ontvluchtten de drukte van de grote steden om landarbeiders en het Drentse landschap in zich op te nemen en te schilderen. Ze hebben kunnen zien en voelen hoe inwendig gelukkig de Drent was. ‘Het was daar heerlijk en onbeduimeld’, zeiden ze.
Godelieve van der Heijden liet een lange reeks kunstenaars de revue passeren die in Drenthe leefden en werkten. Een paar namen, Egbert van Drielst, Max Liebermann, Anthon van Rappard, Hendrik Willem Mesdag , Van Dulmen en natuurlijk Van Gogh. Die schilderde al in die tijd de emotionele waarheid, in tegenstelling tot Van Rappard, die de realiteit op doek vastlegde. De twee waren jarenlang bevriend, totdat zij een conflict kregen over het schilderij De Aardappeleters. Van Rappard schilderde de gebogen vrouw precies zoals ze op het land stond; Van Gogh schilderde de emotie over het harde lot van de landarbeidster.
Een boeiend verhaal gaf Van der Heijden dat nog eens na te lezen is in het Drenthe Magazine ‘Schilderachtig Drenthe’ , een rijk geïllustreerd tijdschrift over de kunstenaars die in het kunstenaarsdorp Zweeloo en omgeving vertoefden.
Na een poëtisch intermezzo van Peter Veen was het woord aan Annabelle Birnie van het Drents Museum. Zij nam de inleiding over het hedendaags realisme, kunst rond 1900 en de archeologie voor haar rekening. Natuurlijk kon ze de tentoonstelling van het werk van de Glasgow Boys, een schildersgroep uit Schotland (1880-1890), niet onbesproken laten. Het werk van de twintig schilders is voor het eerst in Europa tentoongesteld. En dat in het Drents Museum. Terecht liet Birnie weten dat ze trots is op wat het museum onder haar leiding de afgelopen drie jaren heeft kunnen doen. Via het meisje van Yde, de Broken Circle en het Observatorium, de buitenkunst in Dalen, belandde zij met haar lezing bij De Toyisten, ‘onze helden’. Birnie roept fans van de Toyisten een actiegroep te beginnen die ‘deze helden’ terug wil halen naar Emmen of in ieder geval naar Drenthe, want Birnie vindt het vreselijk dat de groep onlangs Drenthe verruilde voor Groningen.
Waar dichter Gezienus Omvlee eerder al zijn poëtische licht had laten schijnen over de kunst in Drenthe, leverde Egbert Hovenkamp een bewonderenswaardige prestatie. Hij schreef tijdens het Kenniscafe zijn samenvatting van de avond, die hieronder integraal is weergegeven:
OP DOEK
De mensen die zich zetten aan
die zich zetten tot
de mensen die zitten
licht dat zich dimt
"Ach jee..."
stem die klinkt
stem die welkom
dichter die ten tonele
dichter die zegt dat
dichter die jaartal
dichter die de koepel blootlegt;
de elementen spreken voor zich
spraakkunst volksaardig in de mond gelegd
zwijgen doet ertoe
Shakespeare doolt door de dreven
schrijft motto op iemands lijf
hoorns blazen zich midwinter
de dichter haalt een koe uit de sloot
spuugt kringen in het water
een sterke man ontbloot zijn tanden
een schilder schrijft naar broer
een sterke man tilt op
steden worden gebouwd als een dorpuitdevoegen
galeries als paddenstoelen uit de grond
daar zijn werken, daar zijn lichaam;
de kunstenaar vindt plaats
de natuur lokt, de natuur plaatst zich voor ogen
kijk maar mee, zie je wat de natuur vertelt?
zie je dat die naar beelden helt?
(daar loopt een kunstenaar
hij zeult en zwoegt
ademt met kleuren mee en die weer uit
verwachtingen verworden tot wat waar is
op doek, op zicht, op zoek
grijzen grijnzen zich kleur
wat waar is in tijd, in ruimte
een decor voor wat zichtbaar waagt te zijn:
spreken in dat licht wat spreken wil
het landschap, brokkelend
de kunstenaar, sprokkelend)
oude meesters spreken licht
Groote Heeren staan aan de zij
die zich beeldrijk tekenen
gedrenkt in melancholie
het verval en de herrijzenis
(Eekschillers lieten een dorp achter
van de kunstenaars
om door kunstenaars
te worden gevangen)
wat waarheid is, rechtop, kromt zich
raakt vol beeldspraak of stomt zich
kleuren leggen zich neer
kleuren worden gewassen
kleuren als studie
kleuren als tracht tot pracht
(een poppenhuis als droombaar onderdak)
wat spreken ging waren landschappen
die behang werden
decorum van wat men zelf niet ziet
"Ach, kunstenaar, spreek ons los uit stramien
uit strakke visie, uit stramme geesteshouding"
leggen zich als een deken of laten ontdekken
de seizoenen komen
halen de dekmantel weg
en dan staat, naakt, een huis
slechts gekleed in geschiedenis die beelden rijpt
(Ach, MysterieLand
geklonken in stenen
geopenbaard in heel verre vergezichten)
weer komt er een schilder aangelopen
de handen vol penselen
men kwam naar Drenthe om mensen te zien
de ogen tranend van romantiek
die op doek het dorp en de mensen)
knoest als levenshouding
knars als levenslust
overal was er ruimte om weer te geven;
de muren
de hersenpan
de handen vol eelt
de papieren vol pof
en ondertussen
spreekt de natuur tot de penselen
die het doek naderen
landen daar
landen daar als licht dat schijnt in:
"Les Salons de Paris"
vol hoge dames die vallen
vol hoge heren die brallen
met handenvol geld
er wordt cultuur geboren
die altijd weer nieuw
uit tubes geknepen
op ezels gewrocht
op weg op een eindeloze tocht
door meer dan 50 tinten grijs omgeven
ogen die het zien kijken nog een keer
en gaan weer naar huis
herinnerrijk stillevend
wat royaal en ruig te berde:
het zwart
het zweten in de voren
het zwart
het bloeden van de bomen
het rochelen van de aarde
xoxoxoxoxox
dan volop violen
verhalen die van waanzin bol
de trein glijdt door het landschap
hapklaar
een station wacht
in de trein snijdt gras diep in vinger
huiverend wordt het aanschouwd
ogen zitten vast
lolly valt op grond
gras blijft gevaarlijk aanwezig
als een droom vol zon en mist
lopen...lopen
de hemelpoort wacht wel even
fietsen...fietsen
unisex weefde de kleding
waarin woorden huizen
op de grens van hier en leeg
van geen verleden en zand
van vlinder, vogel en blikveld
van veranderen en daarvan te houden
zoals kunst die huist in het museum
the Boys from Glasgow
mannen die kunst en cultuur
op wilden tillen
uit de tijd
uit de traditie
vrij om te vliegen
onherkenbaar eerst
dan de strijd om erkenning
het Feest der Erkenning
vrij om te zijn en te laten zien
dat het bestaat
dat het ademt
dat het overal
dat het onderdak in het museum
samen gaan en staan ze daar
vol verhalen vol verwondering
deze provincie droeg verborgen schatten met zich mee
aan het licht...licht aan
om verhalen te vertellen
onophoudelijk door alles heen
(ach, tel maar geen jaren
die zijn slechts kruimels
verhalen uit een kleine duim)
de natuur waarin een boot dreef
laten we aannemen dat het een boot is
...Berend Botje ging uit varen.......
het meisje kijkt ons nu nog aan
het meisje werd van tanden ontdaan
oh, zeg me, waar zijn die hene gegaan?
het armzalige bestaan van de kunstenaar
liet ons opkijken naar wat stil leeft
turf werd gestoken
de schilder nam het waar
gaf weer en nam een keer
rijkdom reikte de hand naar
en die schilderde raak
ons met schoonheid omgeeft
beelden naar waarheid
opgetekend
geschilderd
geportretteerd
(de schilder zet zich op een wandelende stoel
en wijst
en kijkt
en kent
terwijl schoonheid argeloos
blijft wandelen
tot er ogen zijn die kijken en zien)
vandaag de dag is er de kunst die vraagt of het je raakt
of je vragen hebt
áls je vragen hebt
laat ze maar tollen in je hoofd
rond en rond
het is geel en het is gesmolten
het is rond en leidt naar nergens
er is een naam en die staat te boek en op doek
kijkt u even mee
in de Speeltuin van Verbeelding?
© Egbert Hovenkamp II